Nu fietsen toeristen langs de Leie, maar ooit gonsde het er ’s zomers van de bedrijvigheid in het vlas.
In 1845 verkeerde het Vlaamse platteland in grote crisis. In een poging een antwoord te bieden op de crisis, liet de Belgische overheid het roten in stromend water opnieuw toe. Deze manier van werken garandeerde vlasvezels van uitzonderlijke kwaliteit. Door de katoencrisis van 1860, nam de vraag naar dit kwaliteitsvlas opnieuw sterk toe. Zo verzekerden de industriële spinners in Schotland, Noord-Ierland en Frankrijk een grote afzetmarkt voor de Vlaamse vlasvezels. Deze successen leidden ertoe dat uit de naburige dorpen en regio’s nu vlassers naar de dorpen aan de rivier afzakten. De vlasnijverheid was herboren en zo vestigde de Leie haar faam als ‘Golden River’. De erg specifieke en typerende vlasbewerking langs de boorden van de Leie, zette Kuurne en de streek rond Kortrijk op de wereldkaart en genereerde er een ongeziene welvaart.
Een belangrijk kenmerk van de vlashandel is haar hoge conjunctuurgevoeligheid. Het was een stiel van enorme hoogtes – en bijbehorend uiterlijk vertoon – en diepe laagtes met doffe ellende. Zo wisten de vlassers optimaal te profiteren van de hoogconjunctuur die tijdens de Korea-oorlog (1950-1953) heerste. Legers waren immers altijd trouwe afnemers van vlasproducten zoals tentzeilen, uniformen enz. In enkele maanden tijd boekten de vlassers en de botenkopers dan ook monsterwinsten. Met de opbrengst van één jaar werk kocht men huizen, auto’s en luxeproducten. Maar met de vrede in Korea én de toenemende concurrentie van de kunstvezel, stortte de markt ineen. Deze crisis noopte veel vlassers hun leven als zelfstandige te ruilen voor een arbeidersbestaan in de Noord-Franse industrie. Het aantal producenten verschrompelde en het beroep van botenkoper (= vlashandelaar) verdween. Zij wisten hun kapitaal te vrijwaren en nieuwe succesvolle bedrijven op te richten. Zo lag de vlasnijverheid ook aan de basis van de roemruchte reconversie van de Leiestreek tot het ‘Texas van Vlaanderen’.
De stengels van de vlasplant, basis voor linnen, moeten een aantal bewerkingen ondergaan alvorens met het spinnen van vlasdraad kan gestart worden.
1. Oogsten en ontzaden
Het oogsten van vlas heet slijten: de stengels worden met wortel en al uit de grond gerukt. De zaadbolletjes op de toppen gaan niet verloren, want lijnzaad kent behalve het opnieuw zaaien van vlas toepassingen in lijnzaadolie, olieverf, zeep, linoleum, enz.
2. Roten en drogen
Het roten van vlas kenmerkte decennia lang de oevers van de Leie (zie foto). De vlasstengels moesten enige tijd weken in houten bakken (hekkens) in het Leiewater. Zo kwamen de zachte vezels aan de buitenkant van de stengels los van de harde lemen aan de binnenkant. Dit rootproces veroorzaakte een specifieke geur. Nadien volgde het drogen in de zgn. vlaskapelletjes. Vanaf de jaren 1920-1930 gebeurde het roten in kunstmatige warmwaterroterijen.
3. Brakelen en zwingelen
Bij de volgende bewerking kwam het erop aan de harde lemen uit de vezels te verwijderen. Dat gebeurde in twee stappen: eerst brakelen of de lemen in stukjes breken en dan zwingelen of de harde stukjes wegwerken. De zachte vezels zijn dan klaar om te spinnen en te weven. Tegenwoordig wordt in deze regio nog altijd veel vlas bewerkt, in grote zwingelturbines die tegelijkertijd ook brakelen. Het oogsten, ontzaden, roten en drogen gebeurt nu volledig op de vlasakkers, met gespecialiseerde machines.
Wist je dat?
… in 1941 Kuurne veruit de koploper was qua tewerkstelling in het vlas? Maar liefst 1.762 dorpelingen verdienden er hun brood mee. Gullegem volgde op de tweede plaats met 1.143, Wevelgem was derde met 954 vlassers.